De pientere lezer weet dat (we zijn) verhuisd achteraan een d krijgt. Je hoort wel een t, maar je schrijft een d.
Het Nederlands is geen fonetische taal.
Uitspraak en spelling laten elkaar nogal vaak in de steek.
Dat je een t hoort in verhuisd heeft ermee te maken dat we in het Nederlands onze woorden graag op stemloze klanken laten eindigen. We schrijven hond maar we zeggen hont, we schrijven brood maar we zeggen broot ... ga zo maar door.
Waar komt de d in we zijn verhuisd dan vandaan?
Ken je nog de regel van het kofschip?
Regelmatige werkwoorden waarvan de stam eindigt op een stemloze medeklinker, krijgen in de verleden tijd de uitgang te en in het voltooid deelwoord de uitgang t.
Je vindt die stemloze medeklinkers in het kofschip. Dat ze stemloos zijn, kun je ook horen wanneer je ze uitspreekt: leg je hand op je keel en je voelt geen trilling. Je voelt wel een trilling wanneer je bijvoorbeeld de stemhebbende d of b uitspreekt.
Je zou zo denken: de stam van verhuizen is verhuis. Dat woord eindigt op een stemloze s. Waarom schrijven we niet we zijn verhuist?
Daar zit het kleine taaladdertje.
De stam van een werkwoord is immers de lange vorm ervan min de uitgang en.
Doe bij verhuizen de en weg en je krijgt verhuiz. De laatste letter van verhuiz is een stemhebbende klank. Om die reden krijgt verhuisd een d achteraan.
Er is een heel eenvoudig geheugensteuntje.
Hoor je een uitgang de in de verleden tijd? Dan schrijf je ook een d aan het voltooid deelwoord.
Die regel laat je nooit in de steek.
Je schrijft we zijn verhuisd omdat je een d hoort in hij verhuisde.
Je schrijft hij heeft intens geleefd omdat je een d hoort in hij leefde.
Doodsimpel, niet?
Dit onthoud je:
Er zijn maar twee onweerlegbare zekerheden. De ene compenseert de andere.
- We blijven niet eeuwig leven.
- Je hoeft nooit meer te twijfelen aan de laatste letter van we zijn verhuisd en hij heeft geleefd. Luister gewoon naar de verleden tijd van het werkwoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten