Mijn lijst met blogs

dinsdag 28 maart 2017

Over spinnen en spinnen



Spinnen spinnen hun spinnenwebben niet op spinnewielen.
Ja, dat is onweerlegbaar zo.

Minder duidelijk voor sommigen is de spelling van de woorden spinnenweb en spinnewiel.

In 1995 werd de spelling van het Nederlands aangepast. Vooral de nieuwe regels voor de tussen-n vielen daarbij op. 

Waarover gaan die regels?

De regels gaan over samengestelde woorden, dat wil zeggen woorden die bestaan uit (doorgaans twee) andere woorden. Soms komt er tussen de woorddelen een n, soms niet. 

Wat zeggen de regels?

De basisregel is eenvoudig.

Je plaatst enkel een tussen-n wanneer het eerste deel van het samengestelde woord een substantief is dat slechts één meervoud heeft, namelijk een meervoud op en.
(Wat is een substantief? Voor een substantief kun je hetde of een plaatsen.)


Spin is een substantief. 
Het meervoud van spin is spinnen. Dat meervoud eindigt op en. Het woord heeft geen ander meervoud. 
Het woord volgt dus de basisregel. Om die reden schrijven we spinnenwebben

Een spinnewiel is geen wiel voor spinnen. Het is een wiel waarmee je spint
Het eerste deel van de samenstelling is dus niet het substantief spin maar een vorm van het werkwoord spinnen
Er moet geen tussen-n komen.

Enkele andere woorden die de basisregel volgen:

apennoot        (de aap, apen)
hondenhok     (de hond, honden)
kattenkruid     (de kat, katten)
paddenstoel   (de pad, padden)
pannenkoek   (de pan, pannen)
reuzenarbeid (de reus, reuzen)
ruggengraat   (de rug, ruggen)
urenlang        (het uur, uren)
wiegendood   (de wieg, wiegen)
ziekenhuis     (de zieke, zieken)

wiegelied       (van het werkwoord wiegen)
rodekool        (rood is geen substantief maar een adjectief)
secondelang  (seconde heeft twee meervouden: seconden en secondes)

Zijn er uitzonderingen?

Ja, die zijn er. Ik bespreek ze in de volgende hoofdstukjes.

Dit onthoud je:
  • Je vindt geen spinnende spinnen op een spinnewiel.
  • Je vindt enkel een n tussen de twee delen van een samengesteld woord als het eerste deel een substantief is met een meervoud op en en geen ander meervoud.






















Geweld op de kermis


zaterdag 25 maart 2017

Over het bestaan van woorden



Er wordt mij geregeld gevraagd of een bepaald woord wel bestaat.

Natuurkundigen en filosofen hebben zonder twijfel een en ander te zeggen over het (al dan niet) bestaan van de dingen en over de realiteit van de realiteit.

Voor de taalwetenschap is het echter een stuk eenvoudiger: een woord bestaat van zodra het wordt uitgesproken of geschreven. 

Wat mensen met de vraag bedoelen, is niet echt of een woord bestaat maar wel of ze het mogen gebruiken. Doorgaans verwijzen ze dan naar het feit dat het woord in kwestie niet in het woordenboek staat. 

Slechts een klein aantal woorden staat echter in het woordenboek. Het Groene Boekje vermeldt er ongeveer 100.000, in de dikke Van Dale staan er bij benadering 260.000. 

Het Groene Boekje en Van Dale nemen een woord maar op als het voldoende lang wordt gebruikt in een voldoende aantal contexten. 
Vakjargon bijvoorbeeld komt niet snel in het woordenboek omdat het slechts in een beperkte context wordt gebruikt. Nochtans bestaat vakjargon en wordt het door de mensen die tot het vak behoren dagelijks gebruikt.  

Niemand kan bij benadering zeggen hoeveel Nederlandse woorden er zijn. Wat is een woord trouwens? Er komen ook voortdurend nieuwe woorden bij.

In onze taal kun je met een beperkt aantal woorden een groot aantal nieuwe woorden maken. 
Heb je al gehoord van een taalfoutenfrustratie
Of van een taalfoutenfrustratiebehandeling? 
Misschien ben je wel een ik-hou-niet-van-taalregelsmanifest aan het schrijven?
Tot een minuut geleden bestonden die woorden vermoedelijk niet. Nu bestaan ze wel. Of ze vlot van de tong rollen, is een andere vraag. Ze vermoeien de ogen en confronteren je ook met enkele spellingsproblemen. Nee, je zult er geen stijlwedstrijd mee winnen. Maar ze bestaan nu.  

Weet dus: je mag woorden gebruiken die niet in het woordenboek staan.

Er is ook niets fout met nieuwe woorden. Heb je een leuk nieuw woord in gedachten? Gebruik het vaak genoeg in voldoende situaties en zorg ervoor dat je vrienden of kennissen het gebruiken en blijven gebruiken. Misschien komt het na verloop van tijd wel in het woordenboek. 

Dit onthoud je:
  • Misschien bestaat onze werkelijkheid, misschien is ze ingebeeld. Filosofen en natuurkundigen zijn het er niet over eens.
  • Taalkundigen liggen er niet van wakker. Een woord dat wordt geuit, bestaat. Je mag het gebruiken en blijven gebruiken. 


donderdag 23 maart 2017

Over gans en ganzen



Even iets over (de) gans.


Het meervoud van gans is ganzen
Het woord volgt de taalregel: als een woord eindigt op ns, wordt de s een z in het meervoud.

Enkele woorden op ns hebben twee meervouden. Zo bijvoorbeeld:

spons, meervoud sponsen en sponzen
plons, meervoud plonsen en plonzen

Er zijn voor die woorden twee meervouden omdat er twee uitspraken zijn. De spelling volgt dus de uitspraak.

Er zijn ook woorden die alleen maar een meervoud met s hebben. Ook dat is omwille van de uitspraak.

Vroeger eindigden die woorden op sch. Die uitgang werd stemloos uitgesproken, ook in het meervoud. Na verloop van tijd mocht men de sch als s schrijven. 

mens, meervoud mensen  (°menschen)
wens, meervoud wensen  (°wensen)

Weet ook dat je het woord gans enkel mag gebruiken om het dier aan te duiden.

Zeg dus niet gans de wereld of de ganse wereld, maar wel heel de wereld of de hele wereld

Dit onthoud je: 
  • Al reis je heel de wereld rond, je zult geen ganzen vinden met vier poten en met haar op de rug. 






dinsdag 21 maart 2017

Zonder commentaar


Over zes jarigen en zesjarigen




Ja, het is een grappige tekst, maar wat is er fout gelopen?


Twee taalregels worden genegeerd. De ene heeft te maken met de spelling van samengestelde woorden, de andere met het liggend streepje.

Wat zijn samengestelde woorden en hoe maak je ze?

Samengestelde woorden bestaan uit twee (of meer) woorden of woorddelen. Het woord taalregel bijvoorbeeld is een samengesteld woord dat bestaat uit de woorden taal en regel

In het Nederlands worden de delen van een samengesteld woord doorgaans aan elkaar geschreven. Soms kan een liggend streepje noodzakelijk zijn (zie een later hoofdstukje). Spaties zijn echter uitzonderlijk.


Onze taal wijkt door die regel af van het Engels. Heel wat taalgebruikers zijn echter beïnvloed door het Engels en schrijven de woorddelen van Nederlandse woorden gescheiden. Dat dit tot dubbelzinnige of grappige taal kan leiden, maakt de foto duidelijk.


Ik hoef het je niet te zeggen: zes jarigen zijn zes jarige mensen. Zesjarigen zijn kinderen van zes jaar. 

Een speelterrein voor kinderen van twee tot zes jaar is een speelterrein voor twee- tot zesjarigen. 

Hier komt de tweede taalregel op de proppen. Die vertelt ons dat het goede stijl is woordherhalingen te vermijden.

Opgelet echter: laat je een deel van een woord weg omdat je de herhaling wil vermijden, dan komt er een liggend streepje voor in de plaats.

Dus:

Tweejarigen tot zesjarigen wordt twee- tot zesjarigen.

Nog eens opletten: het streepje komt er enkel als je een 'vast' deel van een woord weglaat.

Vergelijk:

Stijlregels en spellingregels wordt stijl- en spellingregels.
(Regels is een vast deel van het samengestelde woord.)

Makkelijke taalregels en moeilijke taalregels wordt makkelijke en moeilijke taalregels.
(Taalregels is geen vast deel van een samengesteld woord.)

Om dezelfde reden:

Spellingregels en grammaticale regels wordt spelling- en grammaticale regels.
Grammaticale regels en spellingregels wordt grammaticale en spellingregels.

Dit onthoud je:
  • Speelterreinen voor zes jarigen zijn als UFO's: ze bestaan enkel in tekst.
  • In de uitdrukking speel- en andere terreinen (al dan niet voor zes jarigen) komt er een liggend streepje omdat er een vast deel van een samengesteld woord is weggevallen. 






zaterdag 18 maart 2017

Sex of gebed?







Beste lezer,

Mag ik je vragen een spel met me te spelen?

Ik schrijf zo dadelijk een woord in het groen. Daarna geef ik je drie seconden om een liggend streepje in het woord zetten. Daar gaan we:

massagebed

(drie seconden)

Wat werd het?

massage-bed
of 
massa-gebed?

Beide woorden zijn juist, natuurlijk. Qua betekenis heeft het ene echter weinig met het andere te maken.

Wat wil ik aantonen?
  • Niet dat je hoofd meer op sex dan op gebed is gericht (of andersom). Dit gaat niet over Freud.
  • Wel dat het Nederlands toelaat dat je een liggend streepje plaatst in een woord dat anders moeilijk of dubbelzinnig leesbaar is.  Je mag het streepje echter ook weglaten.  








Van de vrouw en de grafsteen

In de krant:

Vrouw dood onder grafsteen.

Ja, dat kunnen we maar hopen.

Dit onthoud je:
  • Blijf uit de buurt van onstabiele grafstenen.
  • Denk even na voor je een krantenkop schrijft. Gebruik liever een woordje meer.



Van de paus en de non




De katholieke lezer hoeft zich geen zorgen te maken. In dit hoofdstukje zal ik het niet hebben over het bedleven van de paus (of de non). Er mag worden aangenomen dat de haastige schrijver van het krantenartikel evenmin een toespeling maakte op de bedgeheimen van de kerkvader. 
Het Nederlands is niet steeds een gemakkelijke taal. Gelukkig wordt dat ruimschoots goedgemaakt door de grap die achter veel haastige taalfouten verborgen zit. 

Je weet: er mag geen spatie komen tussen non en actief.
Weet je ook waarom er een streepje moet staan?

De regels voor het aan elkaar of van elkaar schrijven van woorden (en voor het gebruik van het liggend streepje) zijn complex. In volgende hoofdstukken zal ik ze zoveel mogelijk bespreken. 
Dit mag je echter al onthouden:

Wanneer we in onze taal nieuwe woorden maken met andere woorden of woorddelen, dan hangen we die woorden of woorddelen doorgaans aan elkaar.

Dat geldt ook voor 'vreemde' voorvoegsels.
Om die reden schrijf je:

brutoloon
privébezit
antikapitalistisch
propolitiek
vicevoorzitter

Een beperkt aantal voorvoegsels wordt echter steeds gevolgd door een koppelteken.

Ik som ze even op:

Het woord niet en gelijkaardige woorden:
niet, non, bijna, oud, ex

niet-roker
non-actief
bijna-dokter
oud-leerling
ex-werknemer

Het woord sint:

Sint-Niklaas

Een beperkt groepje woorden dat een werkverhouding uitdrukt, waaronder:
leerling, assistent, stagiair, kandidaat, adjunct, collega, meester, chef

leerling-verpleegkundige
assistent-arts
adjunct-adviseur
meester-opzichter
chef-kok

Dit onthoud je:
  • Naar verluidt is er niets gaande tussen de paus en de non.
  • Na het woord non in de betekenis niet komt er een streepje.

















Veel te veel teveel

Te kort?




Wanneer schrijf je te veel en wanneer teveel?

De regel is eenvoudig. 

Is je woord een substantief (of zelfstandig naamwoord), dan schrijf je te en veel aan elkaar.
(Een substantief is een woord waarvoor je de, het of een kunt zetten.)

In de andere gevallen komt er een spatie na te.

Dus:

Het Nederlands heeft een teveel aan moeilijke taalregels. 
Er zijn te veel uitzonderingen. 

Om dezelfde reden:

Er is een tekort aan geld.
Hij heeft tijd te kort.
Het tegoed loopt op.
Ik heb nog veel loon te goed.

Dit onthoud je:
  • Niet elke taalregel is moeilijk. 





vrijdag 10 maart 2017

De zekerheden van het leven

Zie je ook vaak kartonnen borden met we zijn verhuist erop? Ja, er wordt behoorlijk wat huisraad en rommel over en weer gesleurd, maar dat is niet het onderwerp van deze taalbabbel. Ik wou het even met je hebben over die hardnekkige t achteraan.

De pientere lezer weet dat (we zijn) verhuisd achteraan een d krijgt. Je hoort wel een t, maar je schrijft een d

Het Nederlands is geen fonetische taal.

Uitspraak en spelling laten elkaar nogal vaak in de steek. 

Dat je een t hoort in verhuisd heeft ermee te maken dat we in het Nederlands onze woorden graag op stemloze klanken laten eindigen. We schrijven hond maar we zeggen hont, we schrijven brood maar we zeggen broot ... ga zo maar door.

Waar komt de d in we zijn verhuisd dan vandaan?

Ken je nog de regel van het kofschip

Regelmatige werkwoorden waarvan de stam eindigt op een stemloze medeklinker, krijgen in de verleden tijd de uitgang te en in het voltooid deelwoord de uitgang t

Je vindt die stemloze medeklinkers in het kofschip. Dat ze stemloos zijn, kun je ook horen wanneer je ze uitspreekt: leg je hand op je keel en je voelt geen trilling. Je voelt wel een trilling wanneer je bijvoorbeeld de stemhebbende d of b uitspreekt.

Je zou zo denken: de stam van verhuizen is verhuisDat woord eindigt op een stemloze sWaarom schrijven we niet we zijn verhuist?

Daar zit het kleine taaladdertje. 
De stam van een werkwoord is immers de lange vorm ervan min de uitgang en
Doe bij verhuizen de en weg en je krijgt verhuizDe laatste letter van verhuiz is een stemhebbende klank. Om die reden krijgt verhuisd een d achteraan. 

Er is een heel eenvoudig geheugensteuntje.

Hoor je een uitgang de in de verleden tijd? Dan schrijf je ook een d aan het voltooid deelwoord. 
Die regel laat je nooit in de steek.

Je schrijft we zijn verhuisd omdat je een d hoort in hij verhuisde
Je schrijft hij heeft intens geleefd omdat je een d hoort in hij leefde

Doodsimpel, niet?

Dit onthoud je:  

Er zijn maar twee onweerlegbare zekerheden. De ene compenseert de andere.
  • We blijven niet eeuwig leven. 
  • Je hoeft nooit meer te twijfelen aan de laatste letter van we zijn verhuisd en hij heeft geleefd. Luister gewoon naar de verleden tijd van het werkwoord.






woensdag 8 maart 2017

Ik smurf, hij smurft, smurf jij ook?

Behoor je ook tot de groep van mensen voor wie een werkwoord vervoegen het mentale equivalent is van het Kanaal overzwemmen of de Mont Ventoux beklimmen?

Pas de smurfenregel toe!

Hoe smurf je dat?

Vervang het werkwoord in je zin door een vorm van het werkwoord smurfen. Je hoort meteen of er een t moet staan of niet.

Enkele voorbeelden:

Hij vindt taal niet leuk.
(Hij smurft taal niet leuk.)
Vind je taal leuk?
(Smurf je taal leuk?)
Jij vindt taal leuk.
(Jij smurft taal leuk.)

Je verwachtte het al: er is geen Nederlandse taalregel of er hoort een kleine 'opgelet' bij.

Opgelet dus:

Je moet steeds op de stam van het werkwoord letten (dat is de lange vorm van het werkwoord min de letters -en). Soms eindigt de stam op d. Die d mag niet verloren gaan in de vervoegde vorm.

Vergelijk:

Je breit (van breien - de stam is brei)
Je bereidt (van bereiden - de stam is bereid)

Weet ook dat je de smurfenregel alleen maar kunt gebruiken voor de tegenwoordige tijd van het werkwoord. Over de verleden tijd schrijf ik in het volgende hoofdstuk.

Dit onthoud je:
  • Smurfen schrijven nooit dt-fouten.
  • Vervang je werkwoord door het werkwoord smurfen wanneer je twijfelt aan de uitgang ervan in de tegenwoordige tijd.
  • Vergeet niet dat de d van de stam niet mag verdwijnen wanneer je het werkwoord vervoegt.









dinsdag 7 maart 2017

Naakt Model Tekenen

Zo zag ik het geadverteerd: Naakt Model Tekenen. Een cursus in Amsterdam.
Over het succes van de cursus is mij niets bekend. Een mens kan maar hopen dat de cursusruimte goed verwarmd was.

De lezer denkt nu: waar zit de fout?

Een model zonder kleren aan is toch een naakt model? Zoals een kind dat klein is toch een klein kind is? Of een hond die lief is een lieve hond?
In taalkundige termen: moet er niet steeds een spatie komen tussen het adjectief en het erop volgende substantief?

Er wordt hier een kleine doos van Pandora geopend.

We eten immers rodekool (geen spatie). We eten ook groene kool (wel een spatie). En er groeien in onze tuin groene en rode kolen (ja, een spatie)
Of: Heb je al een rode hond gezien? Ons buurmeisje had wel rodehond. 

Als steeds in het Nederlands begint de taalregel met 'doorgaans'. 

Doorgaans komt er een spatie tussen het adjectief en het substantief. Er zijn echter bijzondere woorden. In een volgend hoofdstukje kom ik er even op terug.

Over naar het naaktmodel. 

In het belang van de kunst hoop ik dat het Amsterdamse naaktmodel inderdaad naakt was en dus een naakt model. 
Waarom komt er dan geen spatie tussen de twee delen van het woord naaktmodel? 
Het antwoord is simpel. Het woord naaktmodel bestaat uit twee substantieven: (het) naakt  en (het) model.
Het naakt is een afbeelding van een naakte mens. Wie een cursus naaktschilderen volgt, leert naakten schilderen. Hij of zij (de kunstenaar in spe dus) hoeft er niet voor uit de kleren.
Een naaktmodel staat model voor een naakt. Om die reden is een naaktmodel steeds een naakt model. Met kleren aan zou het niet lukken. 

Wat onthoud je?
  • Er lopen vermoedelijk teleurstellend weinig naakte mensen rond in de Amsterdamse kunstacademie.
  • Twee substantieven worden in het Nederlands doorgaans aan elkaar geschreven. Je merkt het al: doorgaans. Er valt - wat dacht je - veel te zeggen over het onderwerp. Leesvoer voor later!




zaterdag 4 maart 2017

Over The Duke






The Duke is een deerhound. Correctie: The Duke is mijn deerhound. De bezitsvorm moet echter niet te letterlijk worden genomen: voor The Duke ben ik Zijn Mens.

The Duke, dat is Duke Aengus aka Dukey, Gussie, de jongen, het heerschap, de hertog, zijne hoogheid, 'de grote hond'.
Zo ziet The Duke eruit: groot, mager, langpotig, grijs, ruwharig, ruig. 
The Duke, dat is de Serge Gainsbourg onder de honden. Mooi in al zijn ruigheid. Gelukkig zingt hij niet.

Dit is wat The Duke doet: hij neemt me mee uit voor een wandeling, hij pikt eten van de tafel en hij ligt languit in de zetel. (In Nederland zou hij vermoedelijk op de bank liggen en eten jatten. The Duke is echter op jonge leeftijd geëmigreerd naar Vlaanderen.)

The Duke luistert graag. 
Dat luisteren gaat zo: The Duke loopt slenterend naast me, elke boom en paal verkennend en bevlaggend, en ik praat. Soms ligt hij languit luisterend zen te zijn, met de poten in de lucht. 
The Duke is een goed luisteraar: hij is een kleine freud (nee, geen hoofdletter), maar dan wel een freud die liever zelf op de bank ligt.

Door The Duke krijgen gedachten en ideeën vorm in mijn hoofd.
Uit tijd en geduld wordt veel geboren. Wie geduldig naast een hond aan een boom staat te wachten, heeft tijd om na te denken over de dingen.

En zo gebeurde op een dag wat gebeuren moest: terwijl The Duke de zoveelste vlag uitzette, ontstond het idee van een blog.
Je kunt maar uit je hoofd halen wat er al in zit. Voor De Mens die bij The Duke hoort, is dat de liefde voor de taal en de liefde voor de lach. 
Aan de volgende boom werd dan ook duidelijk: de blog moest over taal gaan en zou pittig en plezant zijn. De Mens heeft ambitie?

Ik weet dat er nog veel bomen en palen zullen worden besnuffeld en bevlagd voor ik alles over taal heb gezegd dat in me opkomt. Maar ik weet ook: The Duke laat me nooit in de steek en er zijn palen en bomen in overvloed.

Geniet van deze blog en laat je sporen achter, net als The Duke.

Kristien, neerlandica